Ik moest denken aan een scene uit de prachtige documentaire 'Searching for the Wrong-Eyed Jesus'. Zanger Jim White trekt door het diepe zuiden van de VS, op zoek naar de herkomst van de muziek en verhalen uit deze door armoede en racisme gesloopte staten.

Als Jim door een klein stadje komt vertelt hij over het leven in zo'n plaatsje. Hij gebruikt een ijsje als metafoor. Het meest ijs zit keurig in het hoorntjes en zal daar in blijven zitten. Dat zijn dan je brave hardwerkende burgers, die er het beste van maken, vertelt hij. Maar, er is altijd ijs dat over de rand van het hoorntje naar beneden druipt, hoe hard je je best ook doet om het tegen te houden. Dat zijn dan je hangjongeren, de buurtalcoholist en al die andere misfits die er om wat voor reden dan ook niet bij horen. En daar, aan de rand is het leven natuurlijk verreweg het interessantst, vind Jim. Net zo goed als dat het snel weglikken van het ijs dat over de rand van het hoorntje naar beneden druipt eigenlijk het leukste is van een ijsje eten. Dat vind ik dan.

Ik denk dat het ook voor muziek geldt. Aan de randjes, daar vind je de leukste dingen. Muziek die buiten de boot valt, omdat de muzikanten die het spelen het vertikken om met de stroom mee te roeien. Americana-muzikanten zijn vaak dat soort volk. Die vinden dat je heerlijk kunt zwemmen buiten de boot. Heel soms duikt er iemand op die wel de goedkeuring en aandacht van een groot publiek krijgt. Brandi Carlile, bijvoorbeeld. Met hartverscheurend mooie liedjes weet ze een enorm publiek te bereiken en zelfs Grammy's te winnen. Wat enorm balen dat de beoogd headliner van Take Root heeft moeten afzeggen. Iets met een tourschema, naar het schijnt.

Gelukkig zijn er nog steeds meer dan genoeg redenen om naar het festival te komen. De Drive-By Truckers bijvoorbeeld weten als geen ander hoe je een meeslepend optreden neerzet. Op hun eerste serie platen beschreven ze de mooie en de minder mooie kanten van het leven in het zuiden van de VS. 'The Duality of the Southern Thing' noemden ze dat. Net als het grote voorbeeld Lynyrd Skynyrd hadden ze een Three Axe Attack: drie gitaren en een gierende ritmesectie. Inmiddels is de band verkast naar Portland, Oregon en de trots op het zuiden, als die er al was, is nog wat verder verbleekt. Meer dan ooit gaat het over wapengeweld en racisme. “I mean Barack Obama won and you can choose where to eat. But you don't see to many white kids lying bleeding on the street,” sneert zanger Patterson Hood. Muzikaal is het wat ingetogener; meer Neil Young, minder Lynyrd Skynyrd. De diep empatische liedjes komen er alleen maar harder door binnen.

Over empathische muziek gesproken. Het optreden van The Delines is eentje om naar uit te kijken. De band maakte naar mijn idee één van de mooiste platen van dit jaar. Songschrijver van dienst is Willy Vlautin, die je kent als frontman van Richmond Fontaine. Bij The Delines laat hij de zang over aan zangeres Amy Boone. Op ‘The Imperial’ zingt ze over mensen die aan de rand van een heel diepe put staan. Over Charley, bijvoorbeeld, die ’s ochtends al in een café zit te drinken. Of over een vrouw die beseft dat haar relatie is doodgebloed. Haar man is vaker niet thuis dan wel en ze praten nooit meer met elkaar. De muziek die Vlautins tragische verhalen inkleurt is ingehouden, lome countrysoul, waarin Boone schittert en een eenzame trompet je raakt als een rechtse directe.

Of Son Volt, nog zo’n geweldige band. Zanger-gitarist Jay Farrar zat samen met Wilco-frontman Jeff Tweedy in Uncle Tupelo, één van de oer-alt.countrybands. Eind jaren ’80, begin jaren ’90 gaven ze de ingedutte countrymuziek een flinke trap onder kont, met enorm spannende en energiek gespeelde liedjes. Waar Wilco na het uiteenvallen van die band de avontuurlijke kant op ging, bleven Farrar en Son Volt wat meer aan de traditionele kant van het speelveld. Noeste countryrock, met de doorleefde en klaaglijke zang van Farrar, die zich altijd een beetje in het spoor van country-godfather Woody Guthrie lijkt te bevinden.

Voor Josh Ritter heb ik altijd een zwak gehad. De goedlachse Amerikaan brak in 2004 door met 'Hello Starling', een kraakheldere singer-songwriterplaat vol met zachte, verhalende liedjes. Inmiddels zijn we 15 jaar verder, met een handvol nieuwe platen. Ritter rockt inmiddels ietsje harder en maakt gedreven folkrock, waarbij hij op het meest recente 'Fever Breaks' hulp krijgt van Jason Isbell en zijn 400th Unit. Wat het hetzelfde is gebleven zijn diep menselijke en doorleefde verhalen.

Ook nieuwsgierigmakend is de met tremolo overladen twang van Lera Lynn, die muziek aanleverde voor de hitserie True Detective. Haar muziek is dramatisch als PJ Harvey en bluesy als een roestig scheermesje. Nog mysterieuzer is de gemaskerd optredende Orville Peck, die ook niet vies is van een beetje tremolo. Daar kun je namelijk heerlijk loom overheen croonen. In traag voortschreidende songs gaat het over outlaws en de schaduwkanten van Amerika. Alsof Roy Orbison in een countryband is gestapt. Het kan zo maar eens een heel bijzonder optreden gaan worden.

Tot een paar jaar geleden kon ik iets schrijven over vallende bladeren en de geur van suikerbieten als ik schreef over Take Root. Het festival vond zo ergens in september plaats en zo werd de herfst met twangy gitaren ingeluid. Nu is het november. De meeste bladeren liggen al lang en breed op de grond en de suikerbieten zijn al hard op weg om suiker te worden. Dan neem ik maar een ijsje, waarbij ik snel de randjes om het hoorntje schoon ga likken.

– Bart

TakeRoot vindt plaats op zaterdag 2 november in de Oosterpoort.