Het was weer een snikhete festivaldag –de laatste alweer- even buiten Leeuwarden en we stonden best lekker in de grote lauwwarme tent, met een koud biertje bij een band met luchtige zomerse songs.

De volgende band die in mijn programmaboekje was omcirkeld besteeg weldra het podium Ravenswoud – de veraf gelegen allesverzengende locatie waar de schaduw voor het publiek bestond uit een paar piepjonge boompjes (beukjes, volgens mij) en het houten geluidshutje (onbehandeld Noord-Europees vuren, dacht ik) voor de technici. Je kon ook schuin tegenover het podium op een rotsblok zitten met je onderbeentjes in het verkwikkende water, maar wel met je katerkop vol in die knallende zon.

Vooruitgang kon je dat noemen. Maar ja, de volgende band was Afterpartees wilde ik nu toch wel een keer in het echie zien. Dit groepje druistige jongemannen uit het Limburgse Horst. Dat in een vroeg stadium werd opgemerkt door mijn nieuwe muziekgids Jan K., van de Groningse platenzaak E. en uitgebracht op zijn labeltje Kogar Records. Inmiddels zijn de jongens ondergebracht in de Excelsior-familie.

Die nieuwe status brengt wel nieuwe problemen met zich mee, maar daarover straks meer.

Dus daar begaven we ons in de woestijn, uiteraard wel een bvo’tje mee. Die was echter al op (verdampt, denk ik) voor we arriveerden bij de inderdaad loeihete locatie.

De helderste van ons ontdekte dat we toch in de schaduw konden zitten, als we ons maar dicht genoeg tegen het podium aan nestelden.

Zitten, ja. Er staan weliswaar keiharde sancties op in het wetboek van strafrecht van de rock ’n roll, maar gezien onze inname van de nodige alcoholhoudende dranken de voorgaande twee etmalen (een niet meer te verifiëren hoeveelheid), uren slaaptekort en zonteveel werden wij daar gedoogd - door onszelf.

Wat ons verbaasde was dat niemand ons briljante idee navolgde en halsstarrig in die hete zon bleef staan. Er was namelijk genoeg ruimte om een badmintonveld uit te zetten. Het was me al eerder opgevallen dat er veel podiumangst is op Welcome to the Village, bij het publiek.

Aan de muziek van Afterpartees lag het niet: lekker rammelende garagepopsongs waar je alleen al qua audio een heel goed humeur van krijgt.  En dat de jongens nog steeds in een varkenskot repeteren, zichzelf en die [spoiler: hier komt een Mart Smeetsje] gekke-rare-gekke-hartstikke-knótsgekke wereld niet al te serieus nemen, maakt ze natuurlijk extra aaibaar (daarna wel je handen wassen).

Een band met een hoge gunfactor (maar daarover in PS2 meer), maar het is zanger Niek Nellen die het verschil maakt. Een charmante slungel die het fenomeen frontman weer nieuw leven inblaast. Terwijl Nellen en consorten zich weer vol overgave in het volgende liedje stortten, pijnigde ik mijn (toch al gepijnigde) hersens, scrollde langs de optredens van de afgelopen maanden. Maanden werden jaren en ik kon mij niet eens meer heugen welk jaar het was dat ik voor het laatst zo’n echte frontman of –vrouw aan het werk had gezien. En zelfs nu ik er, gezeten achter de pc, nog eens rustig over nadenk en de boeken erop nasla komt er nog steeds geen echte frontman (m/v) bovendrijven. Zo eentje die de microfoonstandaard als instrument gebruikt, die op het podium op&neer en heen&weer stuitert als een balletje in een flipperkast. Die karatetrappen uitdeelt zoals Louis van Gaal in zijn jonge trainersjaren.

Zo iemand die de blikken van alle aanwezigen naar zich toe trekt. Niet door ingestudeerde coolness die mij steeds meer begint te irriteren bij bijvoorbeeld (de op zich nog best briljante songschrijver) Alex Turner. Niek Nellen is niet zozeer gevaarlijk (al weet ik dat niet zeker, ik ken hem pas drie kwartier), maar wel heerlijk onvoorspelbaar.

Blijkbaar is dat niet genoeg voor de (nieuwe?) manager van de band. Niek (ja, ik mag hem inmiddels wel tutoyeren) was die zinderende zondagmiddag al een paar liedjes lekker aan het rammelen met zijn tamboerijn en vertelde ons op zeker moment dat hij die van zijn manager moest gebruiken. Waarna hij die in het volgende lied theatraal tegen zijn wangen, voorhoofd, benen en blote buik (onder andere, ik heb vast nog een lichaamsdeel gemist) sloeg om ‘m daarna in een of andere hoek te smijten zodat hij zich weer kon wijden aan zijn vrije frontmanperformance.

Het werd steeds drukker op het veld, het publiek werd ook wat losser en betrad met kousenvoeten het denkbeeldige badmintonveld. Wij zaten nog steeds op onze luie konten, maar onze vermoeide blote voeten tapten ook vrolijk mee. En af en toe keken we elkaar geamuseerd aan. Niek sprak twee getatoeëerde jongemannen aan die aan het watertrappelen waren. Of ze even een kleine demonstratie synchroonzwemmen konden geven, waarbij hij wat voorbeelden gaf. ‘Zo met de armen weetewel.’ De band speelde alweer en de zwemmers gingen aan het werk. Wij keken nu gelijktijdig naar twee shows. En dat was best inspannend, zo telkens van links naar rechts met je hoofd. Er viel ook wel wat af te dingen op de uitvoering van de zwemmer en vooral de amplitude kon beter en de choreografie was geïmproviseerd en niet alle figuren waren volgens de FINA-richtlijnen, maar ze deden hun best en Niek zag het en sprak zijn waardering uit. De synchroonzwemmers gingen een welverdiend biertje halen.

Kortom: de stemming kwam er steeds beter in, maar het tijdschema is onverbiddelijk, dus er moest toch naar een slotstuk worden toegewerkt. En daar vloog de tamboerijn richting water, scheerde over de rotsen en verdween in het water. Of iemand ‘m even wilde opduiken. Een jonge krullenbol begon voortvarend aan die klus, maar keerde telkens terug aan het wateroppervlak zonder buit. Daarop sprong de frontman van het podium en na een flinke aanloop met een iets te drieste duik in het water. Ook Niek kon zijn tamboerijn niet vinden.

Gewond keerde hij terug bij zijn microfoon om het laatste deel van de songtekst te schreeuwen. Dat was het. Hoogtepunt van het festival. Punt. Zelden heb ik zo’n hoog percentage glimlachende mensen na een concert gezien.

Het schijnt dat Afterpartees nu een album opneemt. Dat is heel goed jongens, maar daarna weer als de wiedeweerga dat podium op, ja! En jij zorgt weer voor een passend accessoire, geachte manager?

- Igor Wijnker

PS: naar het schijnt is de tamboerijn nog steeds niet gevonden.

PS2 (over die gunfactor): de foto is dus van Tim Knol, je weet wel, van garagerockband The Miseries (en hij schijnt solo ook iets te doen). De Limburgers zijn uitgenodigd door Knol om bij hem langs te komen en dan mogen ze ook met zijn luchtbuks schieten. Dat laatste vervult mij wel met jaloezie. Ik wilde vroeger ook heel graag een luchtbuks, maar kwam niet verder dan een doosje met 4,5 mm-kogeltjes (gejat in de landbouwwinkel). Dat begroef ik in de achtertuin, wachtend tot de luchtbuks zou arriveren. Die buks kwam nooit en het doosje ligt er nog steeds, want ik wist jaren later niet meer waar ik het had begraven.

Foto: © Tim Knol