En zo kreeg ik opeens de kans om het grootste genie uit de popgeschiedenis in levende lijve te zien. Op een verjaardagsfeestje trof ik zaterdag een dorpsgenoot met een Pinkpop-bandje. De pechvogel was voortijdig teruggekeerd uit Landgraaf met een ontstoken voet en was niet van plan het bandje door te verkopen, dus als ik zin had…

Dat mag je gerust een understatement noemen. Vorig jaar was ik op het allerlaatste moment nog bijna afgereisd naar Amsterdam om Paul McCartney in het Ziggo Dome te zien. En baalde ik achteraf dat ik toch thuis was gebleven. Want de 72-jarige was weer geweldig op dreef geweest en het had zomaar zijn laatste concert kunnen zijn.

Ik ben een beetje huiverig voor concerten van oude muzieklegendes, maar als er één iemand mij muzikaal heeft beïnvloed dan is dat het McCartney (vooral in combinatie met Lennon). Afgezien van de energie die Nirvana bij mij losmaakte, opende die blauwe lp (1967-1970) van The Beatles –gek genoeg een paar jaar na Nevermind- mijn oren en ogen. Ik vind die muziek nog steeds van een verbijsterende rijkdom.

Het was wel even een heel geregel, maar op zondagochtend vertrok ik naar het zuiden van Limburg. In een oude leenauto met cassettespeler voor een optimale trip down memorylane. Ik moest het stof letterlijk van mijn oude bandjes blazen om te zien wat er op stond.

Het was raar om weer op Pinkpop rond te lopen. Beginjaren negentig ging ik elk jaar met de bus die Jongerenvereniging De Ark in Anna Paulowna had gehuurd. Krat bier en een zak botterhammen mee en dan lekker de beest uithangen in de modder.

Betrad ik destijds (op z’n minst) flink aangeschoten het festivalterrein, afgelopen zondag voelde ik me nuchterder dan ooit, tussen al die mensen die er al wat festivaldagen op hadden zitten. En ik besefte meteen weer waarom dit festival en ik jaren geleden al uit elkaar waren gegroeid. Pinkpop werd steeds megalomaner (het festivalterrein heet dan ook Megaland) en ik bezoek in principe (en uit principe) alleen nog kleinschalige optredens. Concerten of festivals zegmaar waar ze uit veiligheidsoverwegingen niet je zonnebrandcrême afpakken. Jawel, lees de voorgaande zin gerust nog een keer; hij lijkt niet te kloppen, maar dat was wel wat de sekjoerietie afgelopen weekeinde deed. Maar hé, ze lieten je heus niet verbranden hoor gekkie, want je kon verderop wel weer een sunblockje uit een apparaat trekken voor slechts vijf euro.

Ik liep wat verloren rond. De enige bekende die ik tegenkwam was de helft van het cabaretduo Van der Laan & Woe. En even werd het me zelfs bijna te veel toen ik werd geconfronteerd met ene Kygo op het hoofdpodium. Ik had nooit van deze jongeman-met-petje-achterstevoren-op-zijn-hoofd gehoord, maar hij begon best aardig met een stukje op de vleugel. Daarna liep hij naar zijn dj-booth om trage bombastische muziek over ons uit te storten.

Als ik dan toch een gifbeker moet leegdrinken, besloot ik snel, dan wel eentje naar mijn smaak. “Doe maar een grote,” zei ik tegen de barvrouw van dienst. Even later zat ik met mijn beker bier op de trap naar mensen te kijken en zag wat jonge versies van mezelf zwalkend passeren. Mooi, die jeugdige onbezonnenheid.

At least we stole the show! ‘Hé, maar dit liedje ken ik,’ dacht ik. Leuk hoor dat ze nu muziek draaien in de pauzes. Maar het bleek dat Kygo nog steeds live aan het spelen was. Toch klonk het precies zoals op de radio. Hoe spelen ze dat toch klaar, die dekselse dj’s?

Wel een mooi ironische songtitel voor zo’n act, moest ik concluderen toen ik mijn aandacht weer vestigde op de hoofdpodiumartiest. Kygo drukte op knopjes, gooide z’n hand in de lucht en gebaarde dat wij ook konden meedoen. Ja dahaaag, reageerde de overgrote meerderheid. Dat moest ik het Pinkpoppubliek dan wel weer nageven, dat je ze niet alles door de strot kunt duwen.

Hoe zou dat trouwens gaan dat bij zo’n vergadering van de programmacommissie van Pinkpop, vraag ik mij nu af. “Hé, heb jij dat liedje op de radio geheurd?” “Ja, leuk hè.” “Is die beschikbaar op 12 juni?” “Oké, boeken die gozer.”

Ik liep langs de expositie met posters en foto’s van de vorige edities. Mijmerde nog even bij het zien van Eddie Vedder die van de camerakraan dook. In de pit waar ik mij ook bevond, met mijn modderige maten. Tegenwoordig staat er een bord met Crowdsurfen verboden.

En opeens was ik weer in het hier en nu, en wel bij Bring Me The Horizon die op de 3FM Stage speelde. Ik luister nooit meer naar die zender dus het is niet zo vreemd dat ik geen enkele liedje van die band herkende. Maar ik las in het programmaboekje dat Bring me the Horizon zijn plekje tussen de grote rockbands van deze aarde definitief heeft veroverd. Toe maar, dacht ik. Al wordt Kensington ook te pas en te onpas de grootste rockband van Nederland genoemd, dus ik vermoedde dat het hier ook vooral over kwantiteit ging.

Maar ik kan met de hand op mijn hart zeggen dat ik er onbevooroordeeld naar luisterde. En dat ik de muziek na een paar liedjes al niet meer kon verdragen. Het geluid was lomp en lelijk, en gespeend van elke subtiliteit. En de zanger schreeuwde zo hard als hij kon óf hij zong een mierzoete ballade. Na de robot ehh, dj Kygo op de mainstage manifesteerde ook hier de ontmenselijking van de muziek zich. Er is vast een doelgroep voor, voor deze formulemuziek die zo voorspelbaar is als een korfbalinterland tussen Nederland en een willekeurig ander land.

Het werd mij zwaar te moede. Maar, sprak ik mezelf moed in, ik moest niet vergeten met welk doel ik hier was. Een patatje oorlog en Lionel Richie brachten me daarna weer in een goede stemming.

Ik bewoog me alvast richting het hoofdpodium, want het kon wel ‘ns dringen worden. In de club slalom je dan probleemloos tussen de muziekliefhebbers door, maar op zo’n festival tref je veel mensen die zelden naar een popconcert gaan. Die willen je er liever ook niet langs laten, zelfs als er voor hen nog genoeg ruimte is. Een jonge vrouw hield me tijdens de slotminuten van Lionel Richie zelfs tegen omdat haar vriendin met haar smartphone bezig was: “Even wachten! Ze is nu aan het filmen.” Die vriendin heeft nu een filmpje van Dancing on the Ceiling met mijn rug en hoongelach.

Uiteindelijk strandde ik op een paar meter achter het hek dat in een halve cirkel om het  voorste vak was gezet. De mensjes op het podium oogden nog steeds klein en ik kon nog proberen om in de rij te gaan staan voor een plaatsje in het voorste vak, maar ik had een prima zicht en besloot hier (voorlopig) genoegen mee te nemen.

Ik kan me niet heugen dat ik ooit zo lang stil heb staan wachten voor optreden. Mijn bier was allang op, de poncho was een paar keer aan en uit geweest en met alle omstanders (een mix van twintigers en zestigers) had ik alle mogelijke beleefdheden uitgewisseld. De verwachtingen namen ondertussen zulke kolossale proporties aan dat het concert alleen nog maar tegenvallen.

Dat deed het niet. Vanaf het beroemde openingsakkoord (van A Hard Day’s Night) tot de eindsolo van The End heb ik me ruim twee uur lang opperbest vermaakt met Macca en zijn top-band, met de geweldige drummer Abe Laboriel Jr.. Je kunt het een zwaktebod noemen dat de strijkers en blazers uit het keyboard van Wix Wickens kwamen, maar ik vond het juist heel erg voor McCartney pleiten dat hij gewoon met een bandje wilde spelen en dat het geen bombastische show met toeters en bellen werd. Als we het vuurwerk tijdens Live and Let Die even door de vingers zien.

McCartney kan zich dat veroorloven omdat hij Die Liedjes heeft. 33 speelde hij er, want hij mocht niet langer. Liedjes die maar niet oud of belegen worden. Die je niet kunt leren schrijven op een popacademie. Wat mij ook aangenaam verraste was dat zijn songmateriaal van na 1970 zich prima staande hield tussen die onverwoestbare Beatles-klassiekers.

En dat hij de hoge noten af en toe met moeite haalde (soms vocaal bijgestaan door zijn drummer) en dat z’n stem fragiel klonk: ik vond dat juist mooi. Die kwetsbaarheid van een 73-jarige.

Wat je dan hoopt is dat dit melodiegenie ook nog een rasverteller is. Nee, hij is toch vooral die oom tegen wie je zegt: stop nou even met het slaken van die hoge gilletjes en dat quasi-enthousiaste juichen. Toe, speel nog een liedje. Maar dan begint ome Paul uitgebreid te vertellen over zijn ontmoeting vorig jaar met een aantal Russische regeringsleiders. En dat hij dat spannend vond. Heel begrijpelijk, vonden wij en we werden stil op de draf- en renbaan. Werd het een politieke ruzie? En toen vertelde de ene minister dat zijn allereerste single er eentje van The Beatles was. “But then I met another guy and he was the minister of defense. And he said to me: ‘I learned English with The Beatles.’ ‘O, really, that’s great,’ I replied. ‘Yes,’ he said, ‘Hello…goodbye’.”

Het publiek wist niet zo goed of dit een grap of anekdote was en lachte navenant (niet).

En dan die Nederlandse tekstjes tussendoor die hij nogal schutterig van een tekstvel op z’n vleugel las. En de blasé-inleidingen waar hij zelf ook een beetje klaar mee lijkt te zijn. Nee, dan kon je beter Lennon hebben die de koninklijke familie op het balkon eens toevoegde dat ze niet perse hoefde te applaudisseren, “just rattle your jewelry.”

Maar dan stond McCartney daar zondagavond opeens alleen met z’n akoestische gitaar op een verhoogd podium en zong hij me even een hartverscheurende versie van Here Today, een intiem lied dat hij twee jaar na de moord op Lennon schreef. Het werd muisstil in Landgraaf en tienduizenden moesten even hoorbaar een brokje wegslikken.

En helemaal aan het eind liet de eeuwig jonge veteraan nog zien wat voor een volbloed rocker hij nog steeds is met een inventieve om-de-beurt-solo met de andere gitaristen Brian Ray en Rusty Anderson.

Kortom: prachtig dat ik hem eindelijk live heb gezien. Maar ik ben ook wel weer even genezen van de mega-concerten. Wat daarbij ook niet hielp was dat ik grote delen van het concert op een tablet heb gezien die een kerel voor mij in de lucht hield en waarmee hij het grote scherm filmde.

Vanavond weer lekker naar de club.