Toen ik een jaar of tien was zat ik op voetbal. Ik vond ik het geweldig. Mijn klasgenoten en vriendjes, jongens én meisjes, ze zaten allemaal in mijn team. Helaas verloren we iets vaker dan we wonnen. Ik weet nog dat ik eens thuis kwam na een wedstrijd en dat mijn moeder -ze had al zo’n vermoeden- voorzichtig naar de uitslag vroeg. Toen ik vertelde dat we met 10-1 hadden verloren, sprak ze de even bemoedigende als legendarische woorden: “Nou, dat valt nog best mee, toch?”

Voor de meeste mensen gaat voetbal om de vriendschap, om het samenzijn en om de lol van het spelletje. Dan geeft niet eens heel veel als je met 10-1 verliest. Maar wat nu als je anders bent? Homo, of laat staan een vrouw? Of wat als een racistische klootzak een bananenschil naar je hoofd slingert tijdens een vrije trap? Pas je dan wel bij de club waar je met heel je hart van houdt? Sophie Straat vraagt het zich af in ‘Mijn Club’, een prachtige smartlap waarin ze al het mooie van voetbal bezingt, maar ook de keerzijdes laat zien.

In een ander liedje gaat het over haar geliefde Amsterdam. Met een lijzige stem bezingt ze haar buurtje, inmiddels overgenomen door bakfietsmoeders. Het gaat over het bakkerijtje dat is gesloten en over de huizen die niet meer te betalen zijn. In het vrolijk naar Doe Maar knipogende ‘Tweede Kamer’ (ze zingt het samen met Goldband) krijg je het dringende advies om op een vrouw te stemmen.

De smartlap, het levenslied. Muziek die het grote gebaar, de scheurende uithaal en de dramatiek omarmt. Muziek om samen te zingen, om er troost in te vinden én om dingen bespreekbaar te maken. Je kan de Zangeres zonder Naam gniffelend camp noemen, maar al in de jaren ‘60 zong Mary Servaes over racisme en dierenmishandeling en ze maakte gehakt van een homohatende Amerikaanse dame.

Sophie Straat staat in die geëngageerde traditie. Met haar liedjes wil ze Kamervragen oproepen, zo vertelde ze in de krant. Om dat voor elkaar te krijgen hijst de aloude smartlap op een podium getrokken en trekt hem een modern en vrolijk jasje aan. Vrolijke liedjes, die je zo meezingt. Vaak met een knipoog, maar altijd met serieuze boodschap over gelijkheid, vrijheid en zusterschap.

Toen ik een jaar of tien was zat ik op voetbal. Er zaten drie meisjes in mijn team. Sommige tegenstanders lachten als ze dat zagen. Het zou vast een makkie worden. Maar dan maakte de centrale verdedigster een scherpe tackel en speelde de bal naar het middenveld, waar de linksmid haar mannetje uitkapte alsof hij er niet stond en de bal geniepig naar de spits toe speelde. En zij, op haar beurt ramde de bal langs de volstrekt kansloze en verbouwereerd kijkende keeper. Geen van deze drie meisjes heette Sophie. Maar het had best gekund. De jongens stonden erbij en keken ernaar.

-Bart