“Maar hoe klinkt die band dan?” vroeg iemand.

Ja, bedacht ik me. Dat is een goede vraag. Hoe omschrijf je zoiets, zonder in van die nerdy termen te belanden?

“Nou, weet je nog,” begon ik. “Die ene band, die met dat album over huisdiergeluiden?”

“Oh ja, die! Er zaten broers in die band, hè? Die van hun vader samen moesten zingen en vrolijk moesten klinken. Ze zongen wel heel mooi, maar ze waren helemaal niet vrolijk! Is dit ook zo’n familieband?”

“Nou, nee, niet echt. Maar er zitten wel twee mensen in die met elkaar getrouwd zijn. En zij zingen heel mooi samen.”

“Nou, dat klinkt best vrolijk.”

“Nou… Of het echt vrolijk is weet ik eigenlijk niet. Het is soms best verdrietige muziek, maar vooral erg dromerig. Ze maken van die lange liedjes, met veel instrumentale stukken en soms best harde gitaren.”

“Net als die ene band? Die met die man die heel veel drugs nam? En dat de andere bandleden hem toen niet meer herkenden? Zo zielig! En toen ze schreven ook nog een liedje over een muur. Maar daar vond ik niks aan.”

“Nou, nee... Ze halen misschien wel inspiratie uit dat soort muziek, maar het klinkt weer heel anders. Maar toegegeven, dat psychedelische zit er wel flink in.”

“Psychedelisch…spychedelisch... Dat klinkt toch een beetje als muziek die mijn vader zou luisteren…”

“Nee, ho. Wacht…”

“Want zeg eens eerlijk. Die voorbeelden die je nu aanhaalt, da’s wel van die oude mannenmuziek...”

“Er zijn zoveel bands die inspiratie uit dat soort muziek halen. En daar is niks mis mee. Deze band geeft er toevallig een hele mooie draai aan.”

“Het zijn toch geen boomers, hè?”

“Neeheee!”

“Maar hoe klínken ze dan?”

“Nou, als een geweldige band! Ok, nog één referentie dan. Die band uit Ierland die ik je laatst liet horen..”

“…die met die zanger, met dat rare brilletje, die zichzelf zo geweldig vindt dat hij denkt dat hij de Nobelprijs moet krijgen? Ik weet niet of ik dat nou een aanbeveling vind...”

“Neeheee, die bedoel ik helemaal niet! Ik bedoel die ándere Ierse band, die met heeeeeeele harde gitaren en bandleden die dan eigenlijk lieve liedjes zongen en een beetje naar de grond stonden te turen.”

“Ja, dat was wel een leuke band. En ook véél te hard voor mijn vader.”

“Nou dat! En als je dat dan allemaal op een grote hoop gooit en door elkaar mixet met flink wat  Canadezen erbij… Nou, dan krijg je dit.”

“Canada, zeg je? Daar komt echt veel mooie muziek vandaan!”

“Nou, reken maar. En weet je waar al die Canadese bands hun muziek opnemen? Juist! In de studio van dat echtpaar dat zo mooi zingt! Want dat doen ze dus ook, hè! Platen opnemen en produceren. Noem ze maar op: Wintersleep, Patrick Watson, Wolf Parade. Al die bands komen bij dat echtpaar langs om hun platen op te nemen en om geweldig te klinken.”

“Holy fuck…”

“Ja! Die ook!”

“…”

“Ga je anders gewoon mee naar dit concert?”

-Bart

De indierock van de Canadese formatie Living Hour is te herkennen aan smachtende melodieën, vergankelijke polyritmiek, en een uitgebreid palet aan instrumenten, waaronder hemelse gitaren, Casiotone keyboards, en blaasinstrumenten.Over dit kleed van warme geluiden zweeft de kwetsbare en warme stem van Sam Sarty.

Samen met vriend en producer Riley Hill heeft Living Hour de eerste nummers opgenomen, waarna ze in 2016 hun gelijknamige debuut album uitbrachten op Bloomington's Tree Machine Records. Softer Faces (2019) werd uitgebracht door Brooklyn's Kanine Records, met productie door Kurt Feldman en Jarvis Taveniere.