Mijn eerste ervaring met The Legendary Shack Shakers was in 2004, in sporthal De Smelt in Assen. Dat was een evenementenhal, waar je kon zwemmen en schaatsen. De eerste edities van muziekfestival Take Root werden daar gehouden. Je keek naar countrymuzikanten die verdekt stonden opgesteld tussen palmbomen in potten en houten beelden van indianen. Veel surrealistischer kon het niet.

In deze wat bijzondere setting was de band de afsluiter van een avond waar ook The Sadies en Giant Sand speelden. Mooie bands. Voor de rest had je de gebruikelijke schare aan singersongwriters, die noeste americana speelden voor een vroeg grijs geworden publiek dat er óf heel aandachtig naar luisterde óf veel te dronken was om dat nog te kunnen doen.

De afsluiter van de avond was het mij op dat moment nog onbekende The Legendary Shack Shakers. Iemand vertelde me dat ik het vast leuk zou vinden. “Ze spelen wat harder,” werd er veelbetekenend geknikt. Ze kwamen het podium op: grote mannen in wife beaters, onder de tatoeages en met dikke vetkuiven. De bassist sleepte een dikke staande bas met zich mee. De zanger was een schriel mannetje. Hij had een mondharmonica meegenomen en zodra hij daar de eerste tonen uit perste ontplofte de boel. Hij raasde over het podium, terwijl de band zich waagde aan het soort muziek waarmee The Cramps ooit groot waren geworden. Punk, rockabilly en vooral heel veel energieke ongein.

Al snel ontstond er een mosh pit, waarin alle energie tot uitbarsting kwam. Dronken geworden Assenaren besprongen elkaar en smeten vrolijk met bier, terwijl de band stevig doorhakte. Colonel J.D. Wilkes, zoals de zanger bleek te heten, was een menselijke variant op de stuiterbal. Hij vloog over het podium, van het podium en er weer op. Hij smeet een flesje water het publiek in en vervolgens zag hij een dikke man met een T-shirt van een motorclub. De colonel bedacht zich niet. Hij dook op hem af en kuste hem vol op zijn mond. Achter in de zaal stonden mensen met ogen als schoteltjes. “Dis ja heulemaal geen kuntrie,” mompelde een verbaasde bezoeker.

Niet dat The Shack Shakers alleen maar een ongeinband zijn, zeker niet. Net als bij The Cramps is er veel theater, maar is muziek wel waar het om draait. The Cramps noem ik niet voor niks: als Lux en Ivy kinderen hadden gekregen waren het The Shack Shakers geworden. De band speelt een zelfde soort mengelmoes van rockabilly en punk, maar waar bij The Cramps Poison Ivy’s surfgitaar de toon zette is het bij The Shack Shakers de scheurende mondharp van Colonel Wilkes die alles bepaalt.

Het resulteert in een bak southern gothic, met evenredige delen snoeiharde punk en opgenaaide rockabilly. Het is inmiddels –uw schrijver slikt iets weg- een kleine 15 jaar geleden dat ik ze voor het eerst zag. Ik weet niet hoe fit Colonel Wilkes nog is na 15 jaar springen en in hoeverre hij nog  bezoekers kan shockeren. Houdt hij het een heel concert vol? Ik vermoed dat het wel goed komt.

-Bart

De support The Mourning Glories heeft helaas af moeten zeggen.