The Queers  uit  Portsmouth, New Hampshire razen al sinds 1981 langs de punkpodia op deze planeet met snelle opgefokte, catchy Ramones meets The Beach Boys songs, die ook doen denken aan bands als Screeching Weasel, The Dwarves en The Dickies. En constant maar blijven touren. 'Hoe houd je dat vol?', zul je zeggen. Nou gewoon, met een heleboel wissels. Naast constante factor Joe King op zang en gitaar hebben zo'n veertig verschillende drummers, bassisten en gitaristen op het podium gestaan als lid van The Queers. Er is wel eens uitgerekend dat je dan 171 verschillende versies van een Queers trio kan maken. Zo kun je het lang volhouden als Joe King (a.k.a. Joe Queer) zijnde. Als ie een voorbeeld neemt aan een Charle harper van The U.K. Subs, dan kan hij als frontman van een punkband zelfs mee tot zowat zijn tachtigste. Dat duurt nog wel even, alhoewel hij niet heel erg ver van zijn 60e verjaardag af zal zijn.

Precies weet ik het ook niet, maar feit is wel dat Joe King opgroeit in de jaren zestig, waar hij wordt beïnvloed door de sixties hits die hij uit de radio hoort knallen. Hij speelt zelf eerst trompet, maar zal die later verruilen voor een electrische gitaar als hij via David Bowie, Velver Underground en T-Rex bij de punk van The Ramones, Sex Pistols, Flipper, Angry Samoans, Dead Kennedys en Black Flag terechtkomt. Deze invloeden versmelten in The Queers, waar hardcore en punk wordt vermengd met sixties bubblegum surfpop, om uit te komen op korte, razendsnelle en uiterst aanstekelijke punksongs naar voorbeeld van grote helden The Ramones. Op een paar echte punkprotestsongs na zijn de meeste songteksten van The Queers niet al te serieus te nemen. Het is vooral puberale ongein, af te lezen aan titels als 'Can't Stop Farting', 'Born To Do Dishes' en 'I Didn't Get Invited To The Prom'.

Er verschijnen vanaf 1982 een aantal singles en EP's onder verschillende bezettingswisselingen, maar pas in 1990 verschijnt de debuutplaat 'Grow Up'. The Queers is dan in de klassieke trio-bezetting gekomen van zanger/gitarist Joe King/Queer, drummer Hugh O’Neill en bassist B-Face. Screeching Weasel frontman Ben Weasel  is helemaal weg van de plaat en weet Lookout! Records eigenaar Larry Livermore zover te krijgen The Queers te tekenen. Lookout!, waar op dat moment ook bands als Green Day, The Groovie Ghoulies, Rancid en Screeching Weasel hun platen uitbrengen. Een aantal van de beste Queers platen verschijnen dan op Lookout!, waarbij gedurende bijna de hele jaren negentig de bezetting steeds hetzelfde zal blijven. De eerste plaat op Lookout! is 'Love Songs for the Retarded' (1993), geproduceerd door Ben Weasel en staat uiteraard bol van de catchy voorbijrazende Ramones-achtige punksongs. Voor de promotie van de plaat tourt The Queers dan met Rancid en Screeching Weasel.

Daarna schudden The Queers jaarlijks een aantal fijn scheurende meldodieuze punkplaatjes uit de leren mouwen, van  Beat Off (1994) en Move Back Home (1995), de sfeervolle liveplaat 'Suck This' (1995) tot magnus opus 'Don’t Back Down' (1996), volgens sommigen "the best late-’70s-era Ramones album the Ramones never recorded". Drank en drugs eisen ondertussen hun tol bij Joe King en drummer O'Neill heeft zijn eigen gezondheidsproblemen en zal niet veel later in begin 1999 tragisch genoeg overlijden aan de gevolgen van een hersentumor. B-Face gaat dan naar The Groovy Ghoulies en Joe King kickt ondertussen af van zijn meest ongezonde gewoontes om niet veel later weer verder te gaan met The Queers.

Vanaf dan is hij de enige constante factor in de band. Hij verhuist later naar Atlanta, Georgia, dus van het noorden van de oostkust helemaal naar het zuiden. Daar woont hij nu nog steeds en heeft daar zijn eigen studio aan huis. Naast zijn eigen opnames geeft hij daar aan beginnende bands de kans om hun eerste plaat op te nemen. King prijst zich gelukkig en heeft niet per sé een huis in Beverly Hills nodig, zoals sommige oud-labelgenoten van Lookout! zich nu kunnen veroorloven. Eigenlijk hebben veel nummers van The Queers een even grote popfactor, maar het zijn de no-nonsense houding en de punk-attitude die Joe King nog steeds langs het wereldwijde clubcircuit doen touren.

Niet zolang geleden, vlak voor de algehele gedwongen wereldwijde concertpauze, heb ik The Queers hier in 2019 in Vera mogen zien, vooruitgetimmerd door de superstrakke Hoglog Rehab op drums. Dat was een uiterst aangename verrassing. Ik begrijp dat toenmalige bassist El Cheeto Bandito er ook nog steeds bij is en uit heel recente opnames van liveoptredens blijkt dat Joe alleen nog maar zingt en zijn gitaar aan een langharige metal-lookalike heeft overgedragen. Niet leuk voor de oldschool punkmodepolitie, maar ik vind dat wel mooi.

Wat valt er dan op het podium te verwachten?

King: “We’re gonna do some new and old songs. We don’t play with a set list. We know sixty or seventy songs, so we can wing it — see how the crowd’s going. Our whole thing is we get up there and go bangbangbangbangbang like the Ramones. Then we stop before the last song, say a couple of words, do the last song and call it macaroni. The crowd knows it. We do about ninety songs nonstop in a half-hour, then get the fuck out of Dodge.”

Alleen ga ik zelf The Queers deze keer niet in Vera zien, maar een dag eerder op Pitfest in Erica, Drente, waar ik het hele weekend in passende ambiance zal verblijven. Ik wens eenieder hier in Vera een fijn concert!

Dat betekent trouwens ook dat ik komend weekend de omgekeerde weg ga volgen als de jongens van The Heck.

Dikkie.

The Heck, all the way from Klazienaveen-Drenthe, schrijft sixties pophits die staan als een hunebed. Brein achter de band is Henri Keefman die in het kleine, hechte garagerockwereldje zeer bekend is van zijn bands de Keefmen en the Miracle Men. Muzikaal zit het ergens tussen The Sonics en Reigning Sound. De debuutplaat 'Who? The Heck!!!'  (2019) is uitgebracht door Dirty Water Records (UK). Inmiddels heeft ook de opvolger 'Heck Yeah!!' (2021) het levenslicht gezien op Soundflat Records (Duitsland).

Beide platen staan vol messcherpe en supercatchy pop, die wordt geserveerd met de kracht en intensiteit van punk. Thuis op de stereo al puur genot, live resulterend in een waar oor- en ooggasme.