Viva la Muerte (Fernando Arrabal, Frankrijk & Tunesië 1971)
35mm, 90 min, Frans gesproken, Engels ondertiteld
French with English subtitles
 

Verraad, hartstocht, repressie, sex, wreedheid, een kinderblik, ziekte, politiek en fantasie. En dat in een kleurengamma dat in alles de jaren zeventig ademt, terwijl men amper de drempel van dat decennium voorbij was. Wie weet heb je ooit iets van Alejandro Jodorowsky gezien, acid western El Topo (1970) of bloedovergoten Santa Sangre (1989), maar Viva la Muerte (lang leve de dood) van Fernando Arrabal ondergaan is pas een filmervaring die zich in je ziel etst. Haneke of Todd Solondz gelden tegenwoordig verontrustend, maar nimmer heeft iemand zijn eigen verleden tot zoiets ontregelends weten te smeden.

Aan het einde van de Spaanse burgeroorlog probeert de tienjarige Fando (Mahdi Chaouch) in het reine te komen met het verhaal dat zijn moeder (prachtig vertolkt door de schone Nuria Espert) over zijn vader ophangt, die zelfmoord in de gevangenis zou hebben gepleegd. Het zijn vooral de dagdromen, als de achteloos wrede manier waarop hij een klein meisje behandelt die bijblijven. Zijn fantasieën die afwisselend absurd, geestig, bizar en schokkend zijn. Zijn moeder vermoordt erin talloze keren op talloze manieren zijn vader, maar zijn opborrelende hartstocht richt zich ook op haar.

Fernando Arrabal (1932) verloor jong zijn vader – waar deze bleef werd nooit bekend, blootsvoets uit zijn zoveelste gevangenis door een meter sneeuw ontsnapt. Hij zat gevangen omdat hij weigerde mee te gaan met Franco en de zijnen, toen deze in 1936 de macht grepen en een burgeroorlog ontketenden waarvan de wonden nog vers waren begin jaren zeventig. Maar het feit dat zijn vaders eigen intens katholieke vrouw een rol had gespeeld in zijn gevangenneming was iets waar Arrabal ook hevig mee worstelde. De film is een surreële en angstaanjagende ode aan zijn verleden.

Arrabal gold al jong als hoogbegaafd, maar zijn anarchistische inslag deed hem al snel uitwijken naar Parijs, waar hij nog altijd woont. Hij stortte zich op van alles en kan nu bogen op honderden dichtbundels, tientallen toneelstukken, een handvol films, een rijtje romans en waardering, loftuitingen en prijzen alom. Daarnaast schrijft hij blijkbaar ook al dertig jaar een schaakcolumn voor L’Express. Eind zestig richtte hij samen met Roland Topor en Jodorowsky Panique op, ook bekend als de Panic Movement. Zij zagen zichzelf als regelrechte erfgenamen van onversneden surrealisme, van de doorkliefde oogbollen, freudiaanse fantasieën, achteloze wreedheid en woeste dromen. En dan te bedenken dat Jodorowsky destijds een invloedrijke mimeartiest was. Maar performance art was het toen helemaal en de eerste films van Jodorowsky die Arrabal schreef waren hierop gebaseerd. Topor is ook een grootheid – kom niet te laat – zijn begintitels voor Viva la Muerte wil je niet missen.

david