Wand is inmiddels een vertrouwd gezicht in VERA. De Californiërs komen hier blijkbaar graag; dit wordt alweer de vijfde keer in vijf jaar. En de sympathie is geheel wederzijds getuige de twee top-10 noteringen die de band haalde bij de belangrijkste verkiezing van het jaar: de VERA Poll. In 2016 werd de band rond Cory Hanson zelfs derde achter Protomartyr en A Giant Dog.

Uiteraard komt deze zeer productieve band –zoals het een goede gast betaamt- vrijdag niet met lege handen, maar met de kersverse plaat Laughing Matter.

Hoewel ik wist dat de band zichzelf liever niet herhaalt en al eerder andere genres verkende is er bij de eerste draaibeurt toch vooral verbazing: “…maar wacht even, is dit echt Wand?!...Die explosieve band-waar-je-zo-goed-op-kon-headbangen uit de entourage van underground-God Ty Segall?...Is dit niet stiekem studiomateriaal van Radiohead?”

Een paar jaar geleden mocht ik Wand hier ook aankondigen, toen ze net Golem hadden uitgebracht en schreef ik: “Op deze tweede plaat van Wand vliegen de gitaren niet alleen gierend uit de bocht, maar knallen ze keihard tegen een muur. Of een zwartgeblakerde boom. En blijkt bij het overeind krabbelen – terwijl de elektronica piepend en gorgelend de geest geeft- dat de hele planeet is verwoest.”

Toegegeven: als ik iets beter had opgelet dan had ik wel kunnen weten dat de muziek van Wand de afgelopen jaren behoorlijk is geëvolueerd. Dat Hanson tegenwoordig niet allesbepalend is en wordt omringd door bandleden die mogen meebeslissen en zelfs liedjes mogen aandragen.

Maar laat ik er niet omheen draaien: het lachen verging me gaandeweg. Sterker: bij de eerste draaibeurt van Laughing Matter haakte ik zelfs voortijdig af. Misschien was ik gewoon niet in de juiste stemming. Maar het kwam ook door de lengte: 67 minuten word je op de proef gesteld met psychedelica en tamelijk ontoegankelijke pop/rock-liedjes die geen radiostation zal draaien. Vijftien liedjes, maar geen enkel lied dat zich opdrong, dat erom schreeuwde om nog een keer gedraaid te worden.

Ik schraapte mijn moed bij elkaar en gaf de plaat een tweede kans. En kort daarna, het gebeurde bijna onbewust, zette ik Laughing Matter nog een keer op. Ik begon de plaat te kennen. En te waarderen. Begon me stilaan te hechten aan sommige liedjes.

Inmiddels ben ik de tel kwijtgeraakt, maar heeft de plaat zich onder mijn huid genesteld.

Staan er bloedmooie songs op? Dat zou ik niet direct durven beweren. Wand zou die met gemak kunnen maken –dat hebben Hanson en de zijnen al ruimschoots bewezen- maar ik heb sterk de indruk dat de band dat niet zo boeit. ,Ik moest denken aan wat Marnix Visscher van de bands Price en Korfbal zei in Rock City (dat nu overigens tijdelijk spotgoedkoop is bij ondergetekende): “ik maak het liefste muziek die mooi en lelijk tegelijk is.”

Dan gaat het wringen en schuren. Maar als je een tijdje een ruw voorwerp schuurt kan dat opeens een glans en een diepte krijgen die van een ongekende schoonheid is.

De vergelijking met Radiohead was al gemaakt. In alle recensies trouwens. Vooral door de zang van Hanson die bijna een album lang met kopstem Thom Yorke naar de kroon probeert te steken. En daarin niet slaagt – als je het mij vraagt. Je moet er inderdaad tegen kunnen, maar curieus genoeg is die aanvankelijke irritatie over die geforceerde stem bij mij inmiddels geheel verdwenen. Zoals je ook gehecht raakt aan die ene onaangepaste kerel in je buurt, die bij het halve dorp het bloed onder de nagels vandaan haalt maar wel voor een beetje sjeu zorgt.

Wand gaat niet voor de schoonheidsprijs of lekker in het gehoor liggende liedjes. Daardoor is het wel verdomde intrigerend en ben ik nog steeds nieuwsgierig naar wat Laughing Matter bij de volgende draaibeurt prijsgeeft.

Het is een spannende trip en reken maar dat het live niet anders zal zijn.

En met het inmiddels flinke en diverse oeuvre heeft Wand alle troeven in handen voor een memorabele avond met verrassende wendingen - en wie weet weer een optreden dat in de Top-10 belandt.

Igor