Filmliefhebber en fan van Tolkien: ik ben het allebei. Toen ik begin dit jaar een maand door Nieuw-Zeeland trok, had ik dan ook een aantal belangrijke beslissingen te maken: ga ik naar ‘Hobbiton’? Breng ik een bezoek aan de Weta Cave, het mini-museum naast de workshop waar ze effecten, kostuums en rekwisieten verzorgden voor The Lord of the Rings? Zou ik iets merken van de productie van The Hobbit? Wil ik grof geld betalen om mee te kunnen met één van de talloze locatietours?

 

Het is ongelofelijk hoeveel toerisme de The Lord of the Rings trilogie Nieuw-Zeeland heeft gebracht. Natuurlijk zijn (op de Hobbiton set na!) alle sets en verdere sporen van het filmen allang verdwenen. Overgebleven zijn de die-hard fans die koppig op zoek zijn naar Rivendell (daadwerkelijk aangegeven bij de afslag), en busladingen toeristen die in amper een kwartier de Weta Cave door worden geduwd. In Visitor Centers door het hele land vind je talloze flyers en brochures, die je een heuse, waarachtige en onvervalste The Lord of the Rings ervaring beloven: “Feel like Aragorn!” “Find your inner Frodo!”. Dit komt er op neer dat je met een bus naar een vallei of grasveld wordt gereden waar je een replica van een zwaard of banier vast mag houden, zodat je die ene unieke foto kan maken voor in het fotoalbum. Oftewel op Facebook, want dan krijg je tenminste likes en hopelijk een opmerking dat ze jou eigenlijk hadden moeten casten in die films.

 

Maar niemand kan Peter Jackson ongelijk geven in zijn keuze om in Nieuw-Zeeland te filmen. Ongelofelijk, wát een landschap! Wat een filmische uitzichten! Je hoort automatisch een dramatisch aanzwellende soundtrack in je hoofd en het blijkt moeilijk om niet alleen maar heroïsche poses aan te nemen: dit is filmlocation central. Wat maakt het uit dat de sets er niet meer zijn en de precieze locaties niet zijn terug te vinden? Kijk om je heen, dit IS Middle Earth!

 

En dan, op een middag na een zware hike, ben je opeens volledig uitgeput. Ondanks alle prachtige belevenissen krijg je opeens een overweldigende zin om thuis op de bank te zitten. Met een film. En dan een fles wijn en een zak chips binnen handbereik, en tegen etenstijd een pizza bestellen. Helaas, helaas, behoort dat niet tot de mogelijkheden van het hostel...

Maar in het dorpje tussen de grote bergen staat een bioscoop. Een kleintje. Met maar één zaal en drie films per dag. Cinema Paradiso heet het, naar de gelijknamige Italiaanse film uit 1988. Filmposters van elk genre en elk decennium sieren de muren en het personeel bakt zelf koekjes, maar de zaal zelf is de grootste verrassing: banken! Heerlijke diepe wegzakbanken! Groot, zacht en zeer comfortabel! Oh ja, en een halve auto (jep, ook om in te zitten). In de pauze staat onze bestelde pizza klaar en is onze fles wijn al bijna leeg. We nemen de helft weer mee naar binnen, want de film gaat weer verder. Met de schoenen uit en de benen op de bank komen we bij van een vermoeiende dag, met een film die niets met hobbits te maken heeft. Wát een ervaring; dit is zonder twijfel de ultieme thuisbioscoop buitenshuis.