Wie, zoals ik en velen met mij, zo nu en dan eens richting Pitchfork surft om bij te houden wat er volgens hun redacteuren beslist niet gemist mag worden, moet de afgelopen jaren bijkans zijn gestruikeld over de lovende recensies die Pitchfork schreef over de platen van Cass McCombs. Terecht, want zijn platen hebben, net als de goede man zelf, iets ongrijpbaars. Althans, je probeert hem te begrijpen, iets van zijn beweegredenen te doorgronden, maar net als je op dat punt bent, zet hij je op het verkeerde been. Met andere woorden: net als je denkt dat Cass McCombs op de zwaarmoedige toer zit, maakt hij een grap, of trekt hij het door in het surreële, waardoor je niet weet wat hij precies wil zeggen. Of dat hij überhaupt iets wil zeggen. De teksten zijn altijd van een hoog niveau, hebben iets literairs en zijn vrije bestaan speelt een grote rol. Vooral het pure en het intense deel daarvan. Soms is McCombs bitter, dan biedt hij weer houvast of schetst hij dromerig mogelijkheden om te verdwalen. Door de jaren heen is daar echter een kleine omslag in gekomen. In het vroege werk probeerde hij veel te verhullen, gaandeweg heeft hij het gordijn opzij geschoven en is het allemaal, iets duidelijker geworden. Ietsje maar.

Dat hij geen open boek is, maar vragen oproept, maakt hem interessant. En het constante niveau wat de man sinds zijn bescheiden, maar klasse-debuutplaat 'A' heeft weten te behouden maakt hem per plaat groter en groter. McCombs lijkt wars van commercie, blijft graag uit de schijnwerpers en trekt het grootste gedeelte van het jaar als een nomade van grote stad naar grote stad, maar hij neemt in de tussentijd – in een gestaag tempo; zes platen in acht jaar – schitterende platen op en speelt hij, samen met de grotere jongens op allerlei toffe plekken: op een door Stephen Malkmus gecureerde All Tomorrow's Parties (in 2004), op de Amerikaanse podia met Modest Mouse, op SxSW op één podium met de nu bejubelde Sharon van Etten en vorig jaar, rond deze tijd, met Okkervil River en Cloud Control in Paradiso.

Ook qua geluid kun je Cass McCombs niet grijpen. De ene keer is de productie nogal knullig, klinkt hij klein en bezingt hij als het ware fluisterend enkele huis-tuin-en-keuken-probleempjes, de andere keer klinkt Cass McCombs vol zelfvertrouwen als een band en zijn z'n songs perfect uitgewerkt. Ondanks het zwervende bestaan, heeft Cass McCombs Baltimore als thuisbasis, de stad waar ook Beach House, Animal Collective en Yeasayer (oorspronkelijk) vandaan komen. Maar waar deze drie nogal hipgevoelig zijn, blijft McCombs, ook door de jaren heen, dichtbij zichzelf. Daarbij bedient hij zich van veel verschillende stijlen en heeft hij meerdere gezichten: van ingetogen singer/songwriter a la Songs: Ohia of M. Ward tot het kleurrijkere werk van Sufjan Stevens, Papercuts of Grizzly Bear. Dat doet hij op zo'n manier dat kenners hem als briljant liedjesmaker beschrijven.

Fijn dat zo'n jongen nu eens langskomt in onze club, en een vijf koppige band met zich mee neemt. Het kan niet anders dat het een mooi concert oplevert. Voor fans van bovenstaande bands en voor mensen die Bon Iver hoog hebben zitten, moeten zeker gaan komen. Het zal die negen euro dubbel en dwars waard zijn. Geniet er van.

 

niek