Veel van de betere garagebandjes van het moment zijn onderling verbonden, via allerlei dwarsverbindingen of zijweggetjes. Dat geldt ook voor het Amerikaanse Meatbodies, die met hun titelloze debuut een van de betere platen van 2014 afleverden. De band draait zo'n beetje om Chad Ubovich, die bijzonder goede vriendjes is met Mikal Cronin en Ty Segall. Bij de eerste speelde gitaar en bij de tweede hanteerde hij de bas in diens project Fuzz. Voor de volledigheid doet Segall op deze plaat dan ook weer een aantal liedjes mee als drummer en bassist.

Logischerwijs hoor je die invloeden duidelijk terug op de plaat, die het afgelopen najaar verscheen. Het is wat minder seventiesgeorienteerd dan Fuzz en voor veel van de opgenaaide liedjes geldt dat de band zo ergens tussen Thee Oh Sees en Ty Segall in zit qua geluid. Gooi daar wat psychedelische dwarsstraatjes en berg pakkende melodietjes bij en je houdt een prima, opgefokte garagerockplaat over. Zelfs de spuuglelijke hoes die ze er omheen hebben gevouwen past precies in het welbekende straatje.

Op zijn vriendelijkst gezegd klinken de gejaagde riffjes en de schelle zang lekker vertouwd. Wil je een lekker kritisch zijn, dan kun je je afvragen of de muziek van de Meatbodies wel onderscheidend genoeg is. Maar waarom zou je dat doen? Waarom zou je je druk maken over zaken als originaliteit en onderscheidend vermogen? In het genre van Ubovich en zijn vrienden is muzikale inventiviteit uberhaupt nooit al te belangrijk onderwerp geweest. Waar het bij goede garagepunk om draait is energie, drive en goede liedjes. En dat hebben de Meatbodies in overvloede. Ga zelf maar kijken.

Bart