"Touch Me I'm Sick!". Dat nummer van Mudhoney hakt er heerlijk in als ik het zo eind jaren 80 door de Vera zaal hoor schallen met de sneerschreeuw van zanger Mark Arm er overheen. Meteen maar naar Elpee en de EP "Superfuzz Bigmuff" (1988) aangeschaft om ook thuis te kunnen genieten van de zwaar fuzzende noisy Stooges-garagepunk van de band uit Seattle. Blijkt het de voorloper te zijn van een lading toffe bands uit Seattle en omstreken. Grunge, zo wordt de stroming gedoopt. Nog voor de grote hype zie je in Vera naast Mudhoney bands als Screaming Trees, Nirvana, Tad en Soundgarden  voor een prikkie. De meeste maken een soort crossover van punk, hard rock en underground rock. Of zoals toen wel eens gezegd, een mix van Black Sabbath, Black Flag en Big Black.

In dit jubileumjaar duiken we de geschiedenis in van ons 50 jarig poppodium en daarbij kan het fenomeen grunge natuurlijk niet ontbreken. Mudhoney is een van de bands die aan de wieg staan van diezelfde grunge. Ik herhaal hier even een geschiedenislesje van leraar T-Ice, zoals dat eerder is neergepend op deze site voor het optreden van Mudhoney in 2018:

"Het verhaal gaat dat de term ‘grunge’ in 1981 voor het eerst gemunt werd door ene Mark McLaughlin, die in een lokaal muziekblaadje uit Seattle zijn eigen middelbareschoolbandje Mr. Epp & The Calculators (vernoemd naar zijn wiskundeleraar!) omschreef als “Pure grunge! Pure noise! Pure shit!”. Later nam hij de artiestennaam Mark Arm aan en werd de frontman van eerst Green River en daarna Mudhoney. Eigenlijk was grunge vooral een jaren ’80-stroming, die toen het in de nineties met Nirvana explodeerde al enigszins op zijn retour was.

Het in 1988 uiteengevallen Green River bleek een vroege sleutelband: de ene helft (Mark Arm en Steve Turner) richtte Mudhoney op, de andere helft (Stone Gossard en Jeff Ament) voegde zich bij de flamboyante Andrew Wood in Mother Love Bone, de band die na Woods dood zou uitgroeien tot Pearl Jam. Wood woonde op zijn beurt samen Chris Cornell van Soundgarden, en leden van Soundgarden en Pearl Jam zaten weer in Temple Of The Dog. Drummer Dan Peters van Mudhoney zat ook bij Nirvana (‘Sliver’!) en Screaming Trees op de drumkruk. Dale Crover van The Melvins zat met Kurt Cobain in Fecal Matter en drumde vóór Dave Grohl (toen Scream, nu Foo Fighters) in Nirvana, te horen op ‘Bleach’ en ‘Incesticide’. Misschien slaat die laatste titel wel op de Seattle-scene?"

Naast zanger Mark Arm en gitarist Steve Turner bestaat Mudhoney na de oprichting in 1988 uit drummer Dan Peters en bassist Matt Lukin. Lukin is dan net uit The Melvins gestapt, ook al zo'n bepalende band voor het ontstaan van de grunge scene. Eind jaren 80 en helemaal in het begin van de jaren 90 zien we veel van de bands uit de Seattle-scene terug op het podium van Vera, maar na het grote succes van Nirvana gaan veel nieuwe bands direct richting grote podia en festivals. Leuk voor de portemonnee van de muziekindustrie, maar op een underground podium als Vera zie je ze dan niet meer terug. Dat een band als Pearl jam in 1992 nog in Vera staat is vooral op aandringen van de band zelf.

Ik ben in 1992 nog in Seattle geweest in het gezelschap van Dead Moon, dat in toenmalige grunge-tempel The Off-Ramp het podium deelt met The Jesus Lizard. Uiteraard staan dan de leden van Mudhoney, huisgasten van The Off-Ramp en vrienden van Dead Moon, in het publiek. Eerder zag ik de mannen al op het 25-jarig huwelijksfeest van Fred en Toody van Dead Moon, waar ze met een vat bier in de kofferbak aankwamen om het feestje in de bossen van Oregon op te leuken. Ik ben destijds nog een paar dagen in Seattle gebleven en heb van Dead Moon boekingsagent Jennifer een soort van guided tour door de grunge scene gekregen langs clubs als The Crocodile en Rock Candy. Helaas geen opwindende nieuwe bands gezien destijds. Wel als euroboy singles en tapes in handen gekregen van voor de grunge naar Seattle verhuisde muzikanten, die hopen op een ticket naar Europa.

Mudhoney is eigenlijk als een van de weinige bands na de tijd van die grote hype nog overeind gebleven.  Hoewel Mudhoney aanvankelijk de belangrijkste band op het toonaangevende grunge label Sub Pop is, heeft de band nooit dezelfde sterrenstatus gekregen als andere bands uit dezelfde scene. Maar dat is voor Mudhoney geen probleem. Sterker nog, het is wellicht de sleutel voor het feit dat band nog steeds bestaat. Daarbij, Mudhoney is een band van weinig bezettingswisselingen. Na het vertrek van Matt Lukin in 1999 is de Australische Guy Maddison nog steeds de vaste bassist. Zo'n hechte vriendenclub helpt natuurlijk ook om het lang vol te houden.

"We like each other and we like being in a band together,” says Arm. “Some people have poker night or whatever the fuck, and they have the excuse to get together with their  friends. For us, this [band] is that. This is what we do."

Voor de deluxe reissue van 'Superfuzz Bigmuff' (2008) schrijft Jay Hinman:

"My feeling—and I know I'm not alone in this one—is that for all the play and worldwide attention several Seattle-area bands got during the 1988–92 period, at the end of  the day (and even at the time), there was Mudhoney—and then there was everybody else. To me, you, and everyone else paying close attention to underground rock music  during those years, Mudhoney still sound like the undisputed kingpins of roaring, surging, fuzzed-out, punk music."

Verder denk ik dat Mudhoney met haar fuzzende garage geluid nog steeds aansluiting vindt bij de neo-garage scene van tegenwoordig. Niet voor niets is het concert in Vera al uitverkocht (waarom schrijf ik hier eigenlijk nog zo'n lang epistel?). Eigenlijk is het hardrock-element, dat je bij veel grunge bands wel aantreft bij Mudhoney zo goed als afwezig. Ook neemt de band zichzelf niet al te serieus met sarcastische en zelfrelativerende humor, hoewel daar door de gebeurtenissen van de afgelopen tijd wel steeds meer sociaal en politiek commentaar doorheen sijpelt. Op de laatste plaat 'Plastic Eternity ' (2023) gaan zo 'bezorgde burgers' door de plee ("Flush the Fascists") en is het klimaat zelf aan het woord in een Hendrix pastiche (" Cry Me an Atmospheric  River").

"My sense of humor is dark, and these are dark times," zegt Arm. "I suppose it’s only getting darker."

Een niet zo vrolijke noot van een verder wel zo vrolijke band. Die donkere gedachte laten we er op deze avond even uitwaaien met een woeste lading Mudhoney superfuzz.

Dikkie.

Support SØWT opereert vanuit het hart van de Nederlandse underground muziekscene. Hun live ervaring is overweldigend als ze pieken en indringend als ze dalen. Je loopt weg met geweldige gitaarmelodieën die zachtaardig doorklinken lang nadat ze in distortion en feedback uiteengevallen zijn. Het ongeluk, de drama en hun perfectionisme dompelt SØWT onder in een onmiskenbaar schurend karakter.