Normaal gesproken ben ik geen fan van band reunies, de magische aantrekkingskracht van destijds lijkt meestal verloren gegaan door de jaren heen. Maar na het beluisteren van 'Ain't No Lies In Blood' van New Yorkse wanhoopskunstenaars de Chrome Cranks lijken de afgelopen 15 jaar voorbij te zijn gegleden in een roes. De band floreerde begin jaren '90 in de undergroundscene door hun obscene karakteristieke moerasgeluid, de zwaar pompende bas van Jerry Teel, de harde stokslagen van drummer Bob Bert, het snerende gitaargekras van William Weber, met daaroverheen de huilende kreten van zanger Peter Aaron. Een live optreden van de Chrome Cranks was als een bezwerende lsd trip, gevaarlijke rocknroll met een slepend bluesspoor die je gevangen hield in een psychotisch mijnenveld.

 

De Chrome Cranks waren cool! Op 'Ain't No lies in Blood' gruist de band verder waar ze in 1998 mee opgehouden zijn. De songs druipen van de fuzz en wah wah en meteen bij opener 'I'm trash', een knokig repeterende vuist van een song, met een simpel, maar verschrikkelijk doeltreffend gitaarriffje ben je weer teruggeworpen in het hol van de leeuw. Op 'Rubber Rat' krijst en miauwt Aaron als een krolse kater in een hoek gedreven en 'Living/ dead' lijkt een ode aan garagetrashgoden The Beguiled.

 

De plaat suddert en stuiptrekt en kraakt en bezweert. En met de tien minuten durende dromerige intrigerende afsluiter 'Lover of the Bayou', een waanzinnig mooie cover van The Byrds klassieker, valt het doek. Zwaar.

Dit is zonder twijfel, nu al, de mooiste plaat van het jaar! Welkom terug jongens. Ik heb jullie gemist!