Vooral gelokt door mijn ‘band van het jaar’ Cloud Nothings, eindelijk voor het eerst afgereisd naar London Calling in Paradiso. Maar ook de rest van het programma wekte interesse. De eerste bands misten we steeds door de vroege aanvangstijden, maar er bleef nog genoeg te luisteren over. De programmering was sowieso ietwat ongelukkig, met de grote zaal en bovenzaal die telkens na elkaar een band hadden. In theorie kun je dan alles zien, maar niet als de veel kleinere bovenzaal dan steeds stampvol is. Beetje meer overlap was logischer geweest.

De bands dan. We kwamen vrijdag binnen bij Haim, de familieband uit Los Angeles met drie zusjes in de gelederen. Ze deden erg hun best met hun country college rock, maar het leek allemaal wel erg veel op Melissa Etheridge. Subtieler was Gravenhurst, met een sprankelend gitaargeluid. Helaas stond de zang te zacht en het publiek te hard. De dromerige liedjes van Nick Talbot komen thuis op de bank dan ook beter tot hun recht dan op een festival.

Daarvoor kun je beter het Welsche The Joy Formidable inhuren, die de zaal goed los kregen, met zelfs een kleine pit. Goeie songs van ‘The Big Roar’, Pumpkins-sound, paar nieuwe songs van het eerdaags te verschijnen ‘Wolf’s Law’ en met zangeres/gitariste Ritzy Bryan een superfrontvrouw. Ook nog nooit zoveel gitaarpedaaltjes gezien!

De pit werd beduidend groter bij Cloud Nothings, die een korte, felle set speelden. Helaas enkele swinghits niet gehoord, maar wel nog een nieuw nummer. Ze zetten op hun nonchalante manier de zaal op z’n kop, hoewel bij mij de vonk maar sporadisch oversloeg. Kwam ook door het abominabel slechte geluid, een euvel waar bijna alle bands tegenaan liepen.

Op het scherm in de grote zaal gekeken naar Gross Magic die boven een fijne indierockshow weggaven. Een andere keer maar eens van dichtbij zien. Vanaf het balkon uitzicht gehad over Twin Shadow, die net als op Lowlands weer vies tegenvielen. Ik snap die hype niet zo. ‘Five Seconds’ is een dikke hit, maar de rest was erg eentonig en leek soms godbetert op Prince…hoog tijd om naar het nabijgelegen Café Brecht te verkassen voor een naborrel.

The Walkmen
De zaterdag begon voor ons met Micachu & The Shapes, de mafste band van het weekend, maar wel verrassend, onderhoudend, rammelend, wispelturig, kortom: leuk! Wild Nothing had wel wat van hun scherpte mogen lenen, want het bleef nu erg vlak. Mooie plaat hoor, dat ‘Nocturne’, maar ik miste live de energie en eigen smoelwerk. Vanwege de nog grotere drukte dan de dag ervoor Theme Park ook maar op het scherm gekeken, die enthousiaste, dansbare indiepop met beat ten gehore brachten. Deed soms wat aan Klaxons denken, niet verkeerd.

De beste show, met eindelijk een goed zaalvullend geluid, kwam vervolgens van The Walkmen. Beetje vreemde boeking op een showcase-festival, maar ik was er blij mee. Net als in Vera overtuigden ze mij tijdens de set steeds meer, wat ik erg knap vind want meestal haak ik halverwege af. Mooi opgebouwde, gelaagde nummers, sterke zang, geen angst voor weidsheid en grote gebaren, en dus wel een eigen smoel. Ze konden Paradiso moeiteloos aan en moeten snel maar weer eens naar Lowlands.

Op de afgelopen Lowlands zag ik Chromatics een mooie set spelen, en nu sloten ze de avond in de grote zaal af. Sfeervol, hypnotiserend, loom swingend, speelden deze Amerikaanse synthpoppers duistere electro die je aardig in trance bracht. Na twee dagen bands en bier dreigde echter het gevaar voor knikkebollen, dus hup weer naar de Brecht voor een sambuca! Deze twintigste editie van London Calling werd opvallend genoeg vooral gedragen door Amerikanen, maar heeft een hoop mooie concerten opgeleverd. Prettig weekend!