Ik zag op 22 maart al rokjes met blote benen en dacht aan Martin Bril. En toen weer aan het boek waarin ik nu voor viervijfde gevorderd ben en dat ik WIL uitlezen ergens op een zonovergoten plek. Thuis op het dakterras met espressootjes onder handbereik bijvoorbeeld of, liever nog, op de volkstuin met een fles witte wijn in een emmer koud water, want daar wacht de grond op behandeling en hunkert naar zaad. Maar nee, dat zit er vandaag niet in.

Dit stuk moet af, Blaudzun gaat zo aanbellen en ik hunker naar een telefoontje betreffende een SXSW-topper. Ja, prachtig dat Cloud Nothings eind mei al op bill prijkt maar dan wil je ook die ander... Nu moet ik zeggen dat Alabama Shakes al enkele maanden ‘met potlood geschreven’ staat hier, en sinds twee weken ook met datum, dus die buzz is mooi als het doorgaat maar kan ook helemaal verkeerd uitpakken. Het juiste belletje heeft nog niet gerinkeld, maar er kwam er net wel een over een andere ‘Austin ontdekking’: Pond, de Australische welteverstaan, een band die deels uit Tame Impala-leden bestaat. Zeer tof, eerst daar maar aan werken dan.

Maar goed, het boek dus, dat me vijf nieuwe vrienden opleverde: Guert, Owen, Mick, Henry en Pella, want zo voelt dat met een goed boek. De kunst van het veldspel heet het in vertaling, want het is van de Amerikaan Chad Harback, zijn debuut. Hartverwarmende kritieken kreeg het, ondermeer van Jan Donkers en Mart Smeets in DWDD. Door de laatste was ik wat in verwarring gebracht, want dacht eerst dat het een soort sportboek betrof. Maar het is dus een heuse roman waarin honkbal (het team van een kleine universiteit en de talentvolle Henry) een belangrijke rol vervult. Heerlijk!

Rock’n’Joy’n’Reed, PePr