Foto:

Het heeft iets raars: een boek bespreken van een man die eind november nog aanwezig was bij de gedenkwaardige presentatie in een volle Verazaal, maar inmiddels niet meer onder ons is. Jan Strikwerda overleed op 10 januari en –bescheiden als hij was- zou hij het waarschijnlijk niks hebben gevonden dat ik hem al in deze eerste alinea zo op de voorgrond plaats. Terwijl diegene over wie de biografie gaat nog steeds niet is genoemd. Maar verdomd, die Strikwerda heeft een puik boek geschreven. Een boek dat niet mag ontbreken in de verzameling van elke Groningse pop- en rockliefhebber.

De hoofdpersoon is namelijk, hèhè, daar is-ie eindelijk, Lou Leeuw: de Groningse popgeschiedenis in hoogst eigen persoon.  Nee, dat is niet overdreven: als tiener was Leeuw er vanaf 1961 al actief met The Rocking Tigers en hij speelt nog steeds –meerdere keren per week- in een café, ergens in de stad vaak voor een handjevol mensen. Of elders in het land, op een groter podium, maakt hem niks uit. Als hij maar muziek kan maken.

Het tekent de rasmuzikant, die op het podium niet in het middelpunt van de belangstelling hoeft te staan of aan een groot oeuvre bouwt. Leeuw heeft weinig eigen songs geschreven, omdat hij zichzelf niet zo goed vindt als songschrijver.

Popmuzikanten met zo’n staat van dienst en toch zo’n bescheidenheid en zelfkennis: ze zijn heel dun gezaaid. Dat Leeuw met zijn eerste band (The Tykes) in 1967 in het voorprogramma van The Rolling Stones stond, hij later als bassist bij Cuby and the Blizzards speelde of in de band van Herman Brood en per vliegtuig door Europa tourde met Nina Hagen: allemaal heel leuk en het zorgt ook voor mooie anekdotes, maar minstens zo leuk vindt Leeuw het om in een café een beginnende zangeres te begeleiden of met de jonge honden van Twin Reverb keihard Led Zeppelin-liedjes te spelen. Hij ontvangt inmiddels AOW, maar is nog zo actief dat een anonymus in het boek opmerkt ‘dat Lou , net als Sinterklaas, allemaal hulploutjes in dienst heeft.’

Als je de kans krijgt om de oude rocker aan het werk te zien, moet je dat zeker ‘ns doen. Zelfs met leesbrilletje (om z’n tekstvellen te kunnen lezen) is Lou Leeuw een eeuwige jongen. En Lou Leeuw, een rockende tijger is een heerlijk jongensboek. Maar ook heel geschikt voor meisjes - van alle leeftijden. Tenzij je een meisje bent dat van testosteronbommen, uitroeptekens, oeverloze beschrijvingen en overtreffende trappen houdt.

In een zeer prettige stijl beschrijft Strikwerda het leven van de muzikant die z’n broodtrommeltje meenam naar optredens. Dat is nog ‘ns wat anders dan sex, drugs, drank en rock ’n roll. Maar saai wordt het nergens. Ook omdat er geen woord teveel in staat. Exact 100 bladzijden telt de biografie netto. De prachtigste verhalen worden slechts terloops genoemd, zoals de nacht dat de Rocking Tigers het gebouw van RONO (voorloper van RTV Noord) binnensluipen om stiekem drie liedjes op te nemen, of de drummer die tijdens een optreden dood van zijn kruk valt.

Ik hoopte soms op meer details, maar door die bondigheid blijft er wel veel ruimte over voor de fantasie van de lezer en zit er ook heel veel vaart in het boek. Bovendien past deze stijl helemaal bij Leeuw, die zijn optredens nooit afsluit met toegiften maar de mededeling: ‘Oké, dat was het.’

Kortom: de Groningse rocklegende kreeg zijn ideale biograaf. En hoewel Jan Strikwerda zichzelf volledig heeft weggecijferd (alleen zijn naam staat op het boek) heeft hij in zijn bescheidenheid een prachtig monument opgericht voor Lou Leeuw. En voor zichzelf.